Verpleegsterservaringen in Brazilië
Ik werd eens naar een hut geroepen. Er waren geen bedden of andere meubels. De moeder lag op de grond met een pasgeboren baby aan haar borst. Ik ging naar haar toe. Ze was koud en ik voelde geen pols. Ze was DOOD! De vader zat op de grond bij een pot bonen op een vuurtje dat op de aarden grond was gemaakt. Vier kleine kinderen zaten er rondom en ze kregen om de beurt een lepel bonen in de mond. Ik moest hem vertellen dat zijn vrouw gestorven was. Hij begon te huilen “não vorta, não vorta”. Toen Bill en ik er de volgende morgen heengingen was iedereen weg. Het gezin had het huis verlaten omdat er een kwade geest zou wonen die de dood veroorzaakt had.
Het gebeurde dichtbij het Instituto Cristão toen we daar werkten. Lena en Piet Barkema, die daar ook werkten, gingen met me mee. Er was niets te eten in het huis, alleen een beetje koffie in een zakje. Er lag een naakte vrouw in een kist met een zwarte lap over haar heen. Er liepen een paar huilende kinderen en er was een dronken vader. Pastor Antonio was er geweest en had een korte uitvaartplechtigheid gehouden en toen ons geroepen. Hij had blijkbaar “Lá no céu” ( daar in de Hemel) gezongen, want de dronken vader bleef dat maar zingen. We hebben de kist op onze truck geladen want het werd donker en we moesten proberen voor donker te begraven. We vonden een paar buurvrouwen bereid om op de kinderen te passen. We zeiden dat we de volgende morgen vroeg terug zouden komen. Toen we de volgende morgen kwamen om de kinderen naar het Instituto te halen, vertelden de buren dat de vader met zijn kinderen vertrokken was, weg van de kwade geest die de dood van zijn vrouw veroorzaakt had.
Een vrouw waarvan de man gestorven was nadat ik hem injecties had gegeven die de dokter had voorgeschreven, liep altijd de andere kant op als ze me zag. Ze dacht dat ik de kwade geest had die de dood van haar man had veroorzaakt.
Het doet me nog pijn dit te schrijven. Ik werd een keer geroepen en ben niet gegaan. Het was voor het kind van de medicijnman in het bos. We hadden bezoek en ik was aan het koken. Ze boden me geld aan. Toen ik de volgende morgen ging was het kind gestorven. Ik bid om vergeving, maar ik kan het niet vergeten.
Op een keer werd ik naar een huisje in het bos geroepen waar een vrouw al drie dagen weeën had, werd gezegd. Ik bad, gaf haar pituitrin en de baby werd geboren. Ik geloof dat het het huis was van Alfredo. Alfredo nam een klos garen, nam er een paar lengtes van en maakte het nat met spuug. Dat was om de navelstreng af te binden, zei hij. Zo had hij dat bij de vorige kinderen ook gedaan. Gelukkig had ik zelf spullen meegenomen om de navelstreng af te binden! Toen ik de volgende morgen naar de vrouw ging kijken stond ze in de beek kleren te wassen.
Nadat DDT was ontdekt gebruikten we het rijkelijk tegen vliegen, muggen en vlooien. We smeerden het zelfs op ons voordat we naar bed gingen. Ook toen sulfamedicijnen waren ontwikkeld konden we die vrij gebruiken. Ik gebruikte sulfadiazine voor mijn patiënten, je had geen recept nodig. Ik zag Dr. Libânio of Dr. Yucsh bijna iedere dag. Er was geen telefoon en elke dokter had zijn eigen ziekenhuis en apotheek. We gebruikten ook vrijelijk peniciline toen dat ontdekt was. Dat was ook zonder recept te koop.
Ik ging met alle patiënten mee naar de dokter. Een vrouw ging nooit alleen naar de dokter. In Brazilië werd niemand geopereerd zonder dat er iemand in de operatiekamer aanwezig was die de patiënt kon vertegenwoordigen als die onder narcose was.
Ik gaf cursussen in hygiëne in en rond het huis, ziekenverzorging en eerste hulp. Ik leerde de meisjes hoe ze subcutane (onder de huid) en intramusculaire (in de spier) injecties moesten geven, omdat de meeste voorgeschreven medicijnen op die manier toegediend werden. We hadden een fijne groep jonge mensen , speciaal de meisjes, heel leergierig. Ik had een kliniekje waar de Brazilianen konden komen. Parke Davis en Dr. Webb gaven me veel medicijnen zoals antibiotica en natuurlijk asperine. Kreeg een babyweegschaal, een stethoscoop en meer van dat soort dingen.
In het begin in Carambeí moest je, als je een dokter nodig had, vanaf het station een telegram sturen naar Ponta Grossa, de dichtsbijzijnde stad. De dokter moest dan een auto vinden die geschikt was om over de rode weg gaan. Soms moesten we een collecte houden onder de kolonisten om de kosten te betalen.
Op een keer kwamen er twee meisjes naar ons huis, bloedend. Bill werd geroepen omdat een man ze met een hamer op het hoofd had geslagen en beroofd. Die man werkte op het station vlakbij ons. Bill en een jongeman gingen met de meisjes naar de dokter in Ponta Grossa. Omdat ik alleen achterbleef gaf Bill me een geweer. Ik heb de hele avond naar dat geweer zitten kijken. Ik was bang dat als ik in slaap zou vallen de man binnen zou komen, me neer zou schieten en beroven.
Dr. Schwanze, een Duitse arts, heeft niet alleen geen rekening geschreven voor de behandeling van de meisjes, maar ook zelf de medicijnen betaald die hij had voorgeschreven.
We hadden ook vaak patiënten met besmettelijke ziekten in huis, zodat de gezinnen melk konden blijven leveren. Ik herinner me gevallen van mazelen, rode hond, tbc en een patiënt met dysenterie die gestorven is. Verder zorgden we wel eens voor een pasgeboren baby als de moeder erg ziek was. En we hebben twee Engelse meisjes in huis gehad die verslaafd waren aan morfine. Ze hadden op vliegvelden gewerkt die voortdurend gebombardeerd werden. Ze namen dan wat morfine om toch nog een beetje te kunnen slapen. Ze vlogen werkelijk tegen onze muren op en ik moest zorgen dat er geen morfine in huis was. Bill heeft ervoor gezorgd dat de Engelse regering voor de reis terug naar Engeland van de meisjes zorgde.