Familiezaken
Mijn moeder
Mijn moeder heette Maggie Lyman (Nederlands: Margareta Luime). Ze emigreerde vanuit Oudorp* in Nederland naar de USA in 1862, per zeilschip. De reis duurde drie maanden en in die tijd werd aan boord een kind geboren en stierf ook een kindje.
Maggie was twee jaar toen ze naar de States kwam. Ik denk niet dat ze ooit naar school gegaan is. Haar vader stierf acht of tien jaar nadat ze hier aankwamen. Maggie was toen twaalf jaar en de oudste van zeven kinderen. Ze ging op die leeftijd aan het werk bij de Engelse familie Hughes, als dienstmeisje, en bleef dat doen tot ze op haar negentiende trouwde, in 1880. Ik heb nog een ansichtkaart waarop ze als afzender “Moeder” heeft geschreven, heel beverig.
Het verbaast me nog steeds hoe ze alle opdrachten voor ons vrachtbedrijf onthield, als er gebeld werd. Ik heb haar nooit iets op zien schrijven, hoewel we vier of vijf vrachtwagens in bedrijf hadden; in het begin was dat met paardentractie. We hadden, als ik me het aantal stallen herinner, acht, negen of tien paarden. Ze brachten vracht van de Botany Worsted fabriek, Forstman & Hoffman en andere fabrieken in Passaic, New Jersey, naar de veerboot voor New York, vanwaar het weer op andere schepen werd verladen.
We deden ook vrachtvervoer in de stad. De telefoon hing in de keuken. We woonden aan de Van Winkle Avenue, Passaic, N.J., en schuin tegenover, vijf huizen verder, woonde oma Lyman (Luime). Ik was de jongste van vijf meisjes. Toen ik geboren werd was mijn oudste zus Madge achttien en tien maanden na mijn geboorte kreeg zij een baby.
Ons huis had drie slaapkamers boven en beneden een keuken, een eetkamer en een zitkamer. Achter in de tuin was een tuinhuis. Het was een smal, diep kavel met net genoeg ruimte voor een oprit naast het huis.
Mijn zusters en broer
MADGE, mijn oudste zuster, was getrouwd met Alex MacMurray; ze stierf op haar 78ste in New Jersey. Ze had een dochter Margaret.
PAULINE, was drie jaar jonger dan Madge en getrouwd met John van der Plaat; ze stierf op haar 98ste in New Jersey. Kinderen: Richard, Wilhelmina en John Calvin.
CLARA (roepnaam Toets) was vier jaar jonger dan Pauline en getrouwd met Marinus Hoogstrate; ze stierf op haar 89ste in Wheaton, Illinois. Kinderen John Philip en Charlotte.
MARIE (roepnaam Myra) was vijf jaar jonger dan Clara en getrouwd met John Bakelaar. Ze stierf in 1986 op haar 92ste in Virginia.
CHARLOTTE, dat ben ik, geboren in 1900.
JERRY PONTIER, aangenomen broer, getrouwd met Edna Tanis. Kinderen: zoon Richard en een dochter.
Mijn ooms en tantes (van moeders kant)
Lizzie van der Vliet, had één dochter en drie zoons.
Jennie van Splenter, had drie dochters.
Mamie Pontier, zij stierf toen ze beviel van een tweeling. Een kindje stierf ook; het andere kindje, Jerry, werd door de dokter bij ons thuis gebracht en bleef daar tot hij trouwde.
Clara van der Plaat, had een dochter en een zoon, Henry.
Peter Lyman, had een kruidenierswinkel, drie dochters en een zoon.
Paul Lyman, was bij de politie.
Kitty Troost, had vier zoons en een dochtertje dat jong stierf.
Mijn vader
Vader heette in Nederland Dirk Zijlstra en kwam uit Dokkum in Friesland. Hier heette hij Richard Sisco, ik weet niet waarom. Hij was 11 jaar toen hij naar de USA kwam en de oudste van vijf kinderen. Ik heb nooit iets vernomen over zijn familiegeschiedenis. Hij ging gelijk aan het werk toen hij in de USA arriveerde: hij was groot voor zijn leeftijd.
Van zijn kant herinner ik me nog tante Lottie. Ik ben naar haar vernoemd. Haar man, Henry Bruining, had een steenkolenhandel. Ook was er een tante Katie, kinderloos. Ze was getrouwd met Harry Hettema, die later van haar scheidde. Oom Oker werkte voor ons als vrachtwagenchauffeur. Oom Lambert had een melkhandel. Oom John had een zuivelhandel in Clifton, New Jersey, en was welgesteld.
Mijn vader werkte eerst voor de firma Kehoe, die veel trekpaarden had. Daarna werkte hij bij de U.S. Express Company en toen is hij voor zichzelf begonnen met een transportbedrijf.
Geld dat naar de bank moest werd in een zak op het treinstation gedeponeerd en opgepikt door de trein die naar New York ging. Er is nooit iets gestolen!
Mijn vader zat nooit naast ons in de kerk want hij was altijd ouderling. Ouderlingen zaten op stoelen dwars voorin, zodat ze de gemeente konden overzien.
Vader las altijd voor uit de Nederlandse Bijbel, alles vanaf Genesis tot en met Openbaringen, en hij deed het gebed in het Nederlands. Hij zei: jullie kunnen het leren; zo heb ik ook Engels geleerd, alleen maar door te luisteren, ik heb nooit les daarin gehad. Zijn boekenkast, met vijf planken, bevatte alleen maar Nederlandse religieuze boeken en het boek: “Schipbreuk van de Titanic”.
* Noot van de vertaalster: Oudorp ligt bij Alkmaar, Ouddorp in Zeeland. Mw. Muller schrijft Oudorp, maar het zou Ouddorp kunnen zijn omdat daar meer concentraties van calvinisten zijn.