Van de hak op de tak
Door: Peter Bosch
Grootopa staat rillend klaar om onder de douche te stappen. Het is buiten nat en koud, ook al is het lente. Waarom hij ’s ochtends onder de douche gaat, weet hij eigenlijk zelf ook niet. Hartstikke gek ben ik, denkt hij. Maar het moet, ze zeggen dat het gezond is en dat je hersens er wakker en fit van worden. Volgens Grootopa is het alleen maar goed om er een longontsteking van te krijgen. Net als al die vitamines die hem iedere dag weer voorgeschoteld worden. Hij snapt maar niet waarom. Vitamine C, vitamine B, vitamines van het hele alfabet… Zouden ze bang zijn dat hij scheurbuik krijgt of beriberi? Hij draait de warmwaterkraan open en staat met zijn magere billetjes strak samengeknepen te wachten tot de straal warm is. Al “boeháá…” roepend duikt hij onder de straal. Binnen een minuut vindt hij dat het wel weer genoeg is geweest. Pot op, denkt hij, ik ga een dokter zoeken die me dit verbiedt. Hij pakt een handdoek en wrijft zich droog. Dan ziet hij zichzelf in de half beslagen spiegel staan, hij kijkt even naar het beeld en trekt dan zo snel een oude man dat kan, z’n onderbroek aan. Zo, nu voelt hij zich heel wat meer mens en hij durft weer naar zijn spiegelbeeld te kijken. Er bestaat niks lelijkers dan een man in z’n blootje en een oude man is helemaal niet om aan te zien. Nee, de kleren maken de man… dat is absoluut een feit.
Hij loopt naar de keuken. Op tafel staat een pakje met speculaasjes. Ha, lekker, denkt hij, en z’n humeur fleurt wat op. Terwijl hij aan de speculaas knabbelt, pakt hij het pakje in zijn hand en leest JONKER. Dan moet hij denken aan Gerhard die in de jaren vijftig in Carambeí een bakkerij begon. Hij was eind jaren veertig als jongeman naar Carambeí gekomen. Hier trouwde hij één van de dochters Harms en was dus gelijk familie van een groot gedeelte van de gemeenschap. Hij heeft jammer genoeg de bakkerij niet lang kunnen runnen. Hij leed aan astma en kon niet meer tegen het stof van het meel en de kruiden.
Toen de kolonie Castrolanda is opgericht, is er ook een bakker met zijn hele familie meegekomen, bakker Morsink. Grootopa herinnert zich nog dat het jochie uit Arapoti eens meereed met de Combi van Haije die de afgevaardigden van de CCLP-directie uit Arapoti vervoerde van een vergadering in Carambeí naar huis. Het zal 1969 geweest zijn. Ze moesten even in Castrolanda aan om de bestellingen van de vrouwen bij Morsink te halen. Zakken vol broden en speculaas werden ingeladen. Het jochie keek er met lede ogen naar en snoof de heerlijke speculaasgeur diep in. Toen de mannen stonden af te rekenen, zag Bakker Morsink plotseling het arme jochie stilletjes en met hangende schoudertjes staan watertanden. Ze stapten allemaal in en Haije startte de Combi. Hij wou net wegrijden toen de bakker met zijn witte kuif waaiend in de wind snel kwam aanlopen met een sinterklaaskoek van een halve meter die hij overhandigde aan het jochie… helemaal voor niks!!
Nu, zoveel jaren later, kunnen we weer speculaas, havermoutkoekjes, zandkoekjes, beschuit, enzovoort, kopen van bakkerij JONKER , die gerund wordt door een dochter van Gerhard, in het stadje Palmeira. Eén van Gerhards zonen heeft ook een bakkerij opgezet waar hij de echte stroopwafels maakt, helemaal volgens Hollands recept… stroopwafels van DE BAKKER.
Grootopa loopt naar de kleine tv die in de keuken staat en zet die aan zonder geluid. Hij wil alleen maar kijken, geen lawaai aan z’n kop.
Hij ziet op het beeld een groep mensen met rode spandoeken lopen. Hij begrijpt niet precies waarom. Nieuwsgierig zet hij het geluid iets omhoog en met moeite probeert-ie wat op te vangen als een reporter iets vraagt aan een jongeman. De jongen brabbelt verwilderd iets onverstaanbaars, maar voor Grootopa is duidelijk dat dat jong ook niet weet waarom hij daar tussen loopt. Het zal wel één of ander syndicaat zijn, mompelt hij tegen zichzelf. Tuig! Grootopa heeft een hekel aan syndicaten. Hij heeft vroeger te veel via radio Hilversum gehoord over de vervaarlijke Unions. Syndicaten zijn geldzuigers, vindt hij, waar je niks aan hebt. Hij realiseert zich natuurlijk best dat ze moeten bestaan over de wereld want anders zouden de werknemers uitgebuit worden tot het uiterste. Vooral vroeger, een paar decennia geleden. Doch vandaag de dag zijn ze meer tot een last voor de werknemers die van een salaris moeten leven, en veelal verstoren en hinderen ze de bemiddelingen tussen werknemer en werkgever.
Nu hij aan bemiddelaar denkt, moet Grootopa denken aan de dominees van vroeger in de kolonie. Vroeger waren zij de bemiddelaars als er eens ruzie was, en dat gebeurde nog wel eens. Dan werd de dominee voor het karretje gespannen om de zaak weer goed te praten. Zoiets ging niet gemakkelijk met heetgebakerde boeren. Grootopa herinnert zich dat twee boeren ruzie hadden over een kapotte heining die geen van beiden wilde herstellen. Op het hoogtepunt van het bekvechten zei de één – “Als je het maar weet: vanavond om zeven uur bij de dominee!”. Dit soort ruzies ontstonden alleen maar door de stress en druk van de tegenslagen die de boeren ondergingen. Grootopa weet het niet zeker, maar hij denkt dat de dominee vandaag de dag waarschijnlijk niet meer zo veel voor dit soort gevallen wordt ontboden. Dominee Moesker zei eens met een zucht dat alle emigranten iets vreemds over zich hadden… maar als ze dat ook niet hadden, zouden ze het hier nooit redden, voegde hij eraan toe. Een immigrant in een vreemd land met een vreemde taal en vreemde gewoontes, vreemde ziektes en alle soort van tegenslagen, moet sterk en hard wezen om dit alles te trotseren. Zo was het echt niet ongewoon dat een boer die ’s zondag met een vroom gezicht in het voorgestoelte van de kerk zit, je zou zeggen dat daar geen ongerechtig woord uit zou komen, makkelijk met betraande ogen van woede en moedeloosheid een paar minuten kon staan vloeken, zonder één woord te herhalen, als hij zag dat een groot gedeelte van zijn net geplante land door een stortbui de rivier in was gespoeld.
Grootopa ziet op het beeld die groep weer en het valt hem op dat die gevormd wordt door een mengelmoes van blanke, zwarte en bruine mensen, en weer wordt hij gewaar dat de syndicaten natúúrlijk heel veel hebben betekend in de geschiedenis. Hij denkt aan de werknemers in de achttiende en negentiende eeuw. In die tijd werden ze in Engeland en de meeste landen van Europa slechter behandeld dan de slaven in bijvoorbeeld Amerika of Brazilië. Wie slaven bezat, had daar duur voor betaald en daarom paste de eigenaar meestal heel goed op zijn bezit… net als vandaag de dag een boer goed voor zijn dure beesten zorgt. Het is toch wat. Grootopa schudt zijn oude hoofd. Het was toen zo’n gewone zaak om slaaf te zijn of een slaaf in bezit te hebben dat in deze landen, waar de slavernij al zo’n driehonderd jaar bestond, niemand het vreemd of erg vond. Voorts, een slaaf die ergens handig in was, zoals timmeren of bouwen, of wapens en gereedschappen maken, kon zich binnen helemaal niet zo’n lange tijd vrijkopen. Dit gebeurde veel vaker dan men zich wel eens realiseert. Het kwam voor dat het zo’n vrijgekochte slaaf heel goed ging en dat hij dan de fazenda van zijn vroegere baas kocht. Deze vrijgekochte slaven begonnen meestal een zaak en doordat ze hard werken gewend waren, ging het hun vaak veel beter af dan vele blanken. Het interessante was dat, zodra ze vrij waren en wat verdienden… ze zelf een paar slaven kochten.
Grootopa loopt naar buiten en kijkt naar de blauwe lucht. Hij ziet rijen witte wolkjes, heel hoog. Vroeger noemden ze die “schaepewolleke” en dan kon je er over wedden of er regen kwam. Vandaag de dag kijkt niemand meer naar de lucht en de jongere boeren, de digitale generatie, vertrouwen niet op de weersvoorspellingen van oudere mensen, iedereen kijkt op de iPhone of smartphone, of hoe die dingen ook mogen heten, wat díe zegt over het weer. Een wat oudere boer die eigenlijk al met pensioen is, maar het niet kan laten om met zijn zoons mee te werken, zei eens: – “De hele lol is eraf. Alles wat wij vroeger door de natuur en ván de natuur hebben geleerd wordt vergeten. Als ik naar de lucht kijk en tegen mijn jongens zeg dat het níet gaat regenen, en dat we gerust kunnen oogsten, kijken ze me alleen maar schamper aan, en luisteren niet naar wat ik zeg. Pai, zeggen ze dan, wijzend op hun handcomputer, hier staat dat het wél gaat regenen, dus… En als het dan toch pas drie dagen later gaat regenen, doen ze net alsof ik het niet van te voren goed voorzien had. Hahahahaa… maar weet gerust dat ik dan triomfantelijk kijk! Nee, echt waar, ik vind er geen zak meer aan!”
Ja, inderdaad, vergeleken met hoe ze nu gras bewaren in plastic balen, volautomatisch, machinaal gedaan, ging dat vroeger wel anders. Men was helemaal op zichzelf aangewezen wat betreft de weersvoorspelling. En het was belangrijk dat je dat goed deed, want het succes van je hooibouw kon daarvan afhangen. Het ging toen allemaal niet zo snel als vandaag. Voordat de trekkers de kolonies inkwamen, was het helemaal een hachelijk iets, want het hele stuk moest met de zeis gemaaid worden en dan blijven drogen op het land voor een dag of twee, drie. Gedurende die dagen moest het met de riek gedraaid worden zodat het gelijkmatig droogde en niet verrotte. Als het weer dan lekker droog bleef, kon er een goeie hooiberg gemaakt worden, maar als het regende kon het verlies groot wezen en dan had de boer gedurende de winter voerproblemen.
Grootopa rekt zich even uit en loopt weer naar binnen. Hij had de tv aan laten staan en ziet een plaatje waarop een bruidegom zijn bruidje in zijn armen draagt, terwijl de mensen om hen heen bloemen over het paar strooien. Het is wel echt een bruidje, in de ware zin van het woord, een klein tenger meisje dat hijzelf ook nog wel baas kan, denkt de ouwe knakker met een grimas. Hij herinnert zich hoe het heel vroeger was, in Carambei. Toen hadden we hier tenminste welgebouwde bruiden, vrouwen die wat aankonden, die meehielpen op het land en in de schuur, en daarbij ook nog een stel kinderen moesten voeden en aankleden. Nu moet Grootopa opeens denken aan een smakelijke gebeurtenis van vroeger en zijn mond vertrekt in een brede glimlach. Veel woningen hadden toen om het huis heen een tuintje afgezet met een heining van latjes. De latjes waren ongeveer zes centimeter breed met een opening van vijf centimeter tussen iedere lat, allemaal met een puntje bovenop. Het stond heel netjes. Zo konden de moeders de kleine kinderen veilig rond laten kruipen zonder dat deze ver van huis konden gaan. Deze heining werd ook wel gebruikt om kleren op te hangen om te drogen als niet alles op de waslijn paste na twee week regen. In de jaren dertig, veertig, vijftig, droegen de vrouwen niet van die kleine broekjes zoals vandaag, nee, toen droegen ze echte onderbroeken die het aanzien waard waren. Zo had de boerin, een echte boerin van formaat in doen en uiterlijk, haar onderbroek over de heining te drogen gehangen. Even later liep de knecht er voorbij en diep onder de indruk vertelde hij later thuis dat zijn patroa een onderbroek had van zeven latten breed. Er zouden drie hedendaagse bruidjes in die éne onderbroek passen…
Grootopa’s blik valt weer op het beeld van de tv. Ze laten de groep met spandoeken weer zien. Dan ziet hij plotseling goed wat erop staat, “FORA TEMER” en op een ander staat “NÃO À REFORMA CURRICULAR” . Ahaa, het is dus geen syndicaat. Nou, Temer, mompelt Grootopa binnensmonds, hijs je broek op en trek je riem strak… en geef niks toe.
En die kinderen die daar lopen te roepen, want voor Grootopa is iedereen onder de achttien jaar nog maar een kind, die moet je ook niet serieus nemen want die worden opgehitst door incompetente leraars die donkere wolken aan de horizon zien, omdat er nu wat van hun verwacht zal worden.
Hij neemt nog een speculaasje uit het pak, houdt het tussen z’n tanden vast en trekt dan zijn schoenen aan. Kauwend zet hij zijn hoed op, pakt de wandelstok en loopt naar buiten. Hij kijkt weer goed naar de lucht, de schapenwolken hangen er nog steeds, er komt regen denkt hij zelfverzekerd… wat die klote computers ook zeggen. Met vaste tred stapt hij het erf op, weer een dag tegemoet.
Dit artikel is geplaatst in het maandblad De Regenboog – November 2016
Terug naar: Grootopa Vertelt