Koninginnedag in Carambeí
Door: Peter Bosch
Grootopa leest in De Regenboog dat er Koninginnedag gevierd zal worden, het Oranjefeest. Opa´s pijp valt bijna uit zijn mond. Koninginnedag in Carambeí? Koninginnedag? Dat bestaat toch niet. Hij legt zijn pijp op de asbak en kijkt nog eens goed naar wat er precies staat in de krant. Oh, hij heeft zich vergist, het Oranjefeest wordt in Castrolanda gevierd.
In Carambeí wordt geen Oranjefeest gevierd en over de koningin en het koningshuis wordt niet veel gesproken. Waarom zouden ze?!
Toen in 1909 onze grootopa´s en -oma´s naar Brazilië trokken kwamen ze in Gonçalves Júnior terecht en de rest van het verhaal kennen jullie wel. Toen de situatie daar hopeloos werd, hoorde Grootopa van anderen dat de Nederlandse regering de mensen die in grote groepen uit Nederland vertrokken waren achter hun beloofde El Dorado aan, niet op hangende pootjes terug hoefden te komen. En net als de Zeeuwen een halve eeuw eerder in Espírito Santo, zijn de geronselde immigranten in Gonçalves Junior totaal aan hun lot overgelaten.
Ze voelden zich Nederlanders en vonden dat ze vanuit hun vaderland geholpen hadden moeten worden. Maar de hulp kwam niet, volgens hen had koningin Wilhelmina ze in de steek gelaten en dat terwijl ze toch zoveel naamgenoten onder de emigranten heeft. Dit is altijd tegen het zere been geweest van de allereerste pioniers.
Jaren later, in 1959, heeft prins Bernhard geprobeerd het nog een beetje goed te maken door de kolonie te bezoeken. Hij staat op een mooie grote foto in het boek Levensverhalen, uitgegeven ter ere van het 100-jarig bestaan van Carambeí, naast dominee Muller. Maar op die foto wordt de prins overschaduwd door de overheersende aanwezigheid van onze dominee, en in de tekst die onder de foto staat, wordt zijn naam niet eens genoemd. Zou dat een kleine wraakneming zijn? Grootopa grijnst.
Toen er een naam voor onze hoofdstraat moest komen, en er om ideeën gevraagd werd, kwamen natuurlijk namen naar voren als Julianalaan en Wilhelminastraat, maar er werd uiteindelijk toch maar gewoon gekozen voor Avenida dos Pioneiros.
In Castrolanda ligt het anders, daar wordt Oranjefeest gevierd. Grootopa gaat kijken en voelt zich best thuis tussen al die mooie kraampjes, de indrukwekkende molen en vooral het Boerenkoor. Dat vindt hij geweldig! Vooral als ze zingen: “Daar in dat kleine café aan de haven, daar telt je geld of wie je bent niet meer mee”. En als ze dan zingen: “De wereldproblemen opgelost tussen twee glazen bier”. Prachtig! En de rest van de middag loopt Grootopa de melodie te neuriën.
Maar toch…! Opa loopt na te denken, waarom vieren ze in Castrolanda eigenlijk dit feest? Hij komt tot de volgende conclusie: er is tegen hen, net als tegen alle immigranten die na de Tweede Wereldoorlog in Carambeí gekomen zijn, en ook in Castrolanda en Arapoti, nooit zoiets gezegd als “…op hangende pootjes terugkomen”. Nee, zij kwamen in heel andere omstandigheden naar Brazilië. Zij kwamen in georganiseerde groepen, mensen die precies wisten wat ze kwamen doen en wat ze hier te wachten stond. Er was in Carambeí al een hele Nederlandse gemeenschap, met kerk, Nederlandse dominee en leraar en een coöperatie waar ze zo mee verder konden. De hele basisstructuur was aanwezig en ze konden “moeiteloos” beginnen met boeren. Ik zet moeiteloos even tussen aanhalingstekens want, natuurlijk, ook deze immigranten hebben heel hard moeten werken en veel tegenslagen moeten incasseren, toch was het niet te vergelijken met wat onze allereerste pioniers mee hebben moeten maken.
De Hollanders in Carambeí hadden in de jaren veertig het respect van de Braziliaanse buren allang verworven. Eerlijke, hardwerkende mensen, volgens de Brazilianen. Een bezoeker uit Nederland schreef aan een vriend: “In Carambeí vind je nog het soort mensen die je vandaag de dag alleen nog maar in boeken terugvindt”.
De grote inbreng van de nieuwkomers was toen vooral het garanderen dat de Nederlandse cultuur nog jarenlang gehandhaafd zou blijven; want als ze niet gekomen waren, was de jeugd waarschijnlijk al veel eerder met Braziliaanse jongens en meisjes gaan trouwen, verder brachten ze nieuwe technologie op gebied van veeteelt en akkerbouw mee. De lijdensweg van de allereersten heeft niemand meer hoeven te gaan. Ze kwamen en konden zo meespelen met Carambeí.
Ja, de coöperatie stond klaar voor de nieuwe immigranten. In 1925 gesticht door een paar families, in de beginjaren dertig praktisch failliet, als toen dominee Muller er niet geweest zou zijn… Hij is de foto in het boek dubbel en dwars waard, vindt Grootopa.
In de beginjaren van 1940 toen er weer wat schot in de coöperatie kwam, moesten de nieuwe leden er heel wat voor over hebben om lid te worden. Grootopa herinnert zich nog dat een jonge boer even vijf van zijn beste vaarzen moest verkopen om lid te kunnen worden. Dat betekende 30% van zijn hele veestapel!
Zo loopt Grootopa voor zich uit te mijmeren en kan niet echt genieten van het feest. Hij moet denken aan het kerkhof in Gonçalves Júnior en aan al die mensen die daar liggen in naamloze graven. Mensen die hierheen gelokt zijn door slimme, bedrieglijke propaganda. Grootopa bijt op de steel van zijn pijp, staat stil en staart voor zich uit zonder iets te zien. Mensen die hier honderd jaar geleden neergezet zijn midden in het bos en ‘je komt maar terecht’. Ze hebben gezwoegd, geleden en gehuild… en nergens kwam hulp vandaan. Ze waren totaal aan hun lot overgelaten.
Het is ze achteraf gelukt om hier een nieuw leven op te bouwen, en hun nageslacht leeft nu eigenlijk in het paradijs dat toen aan hen beloofd is. Maar wat is de prijs geweest? Deze geschiedenis van bedrog en teleurstelling mag nooit vergeten worden.
Grootopa kijkt omhoog en dan gaat hem opeens een licht op. Is het wel eerlijk dat zij toen zo kwaad zijn geweest op de koningin? En dat hij het zelf eigenlijk nog is. Wat heeft de koningin toen ook alweer gezegd: “Als jullie achter dat paradijs aan gaan, hoeven jullie niet op hangende pootjes terug te komen”. Ja, denkt Opa, eigenlijk heeft zij ons alleen maar gewaarschuwd. Niemand van de regering heeft ons gevraagd of gestimuleerd te emigreren. Nee, wij gingen achter een valse droom aan en hebben niet naar de waarschuwingen geluisterd. Het is juist de Braziliaanse regering geweest die haar beloftes niet is nagekomen. De Braziliaanse regering hoort eigenlijk haar verontschuldiging aan te bieden aan alle bedrogen immigranten van toen. Nederlanders, Duitsers, Zwitsers, Italianen, allemaal mensen die ze op een handige manier naar Brazilië gelokt hebben met het doel om het volk te “witten”, nadat de slavernij is afgeschaft.
Opa voelt zich helemaal licht worden na deze conclusie. Hij hoort opeens de mooie Hollandse muziek weer uit het draaiorgel. Hij ziet de oranje wimpels in de wind wapperen en hij voelt zich weer blij. Het is niet ons koningshuis waar hij teleurgesteld over moet zijn… gelukkig niet. Nu vindt Opa het jammer dat de naam van prins Bernhard niet vereeuwigd is in het boek. Hij vindt zelfs dat Carambeí ook eens moet gaan nadenken over het herdenken van dit feest… we hebben er nu een prachtige gelegenheid voor. En het houdt de Hollandse cultuur hoog. Verlicht en blij loopt Grootopa verder tussen de feestvierende mensen, mee neuriënd met de muziek van het Boerenkoor.
Dit artikel is geplaatst in het maandblad De Regenboog – Mei 2011
Terug naar: Grootopa Vertelt