Interview met Grootopa
Grootopa heeft ons geschiedenissen doorgegeven die niet in de boeken staan, maar die daarom niet minder informatief en interessant waren. Hij was daarbij zuinig met informatie over hemzelf. Omdat ik wat meer wilde weten óver Grootopa, heb ik hem het hieronder volgende interview afgenomen.
U heeft jarenlang de mensen in de kolonies geobserveerd en met hen meegeleefd, u heeft ook al jaren het nieuws gevolgd en dus moet u wel een grote mensenkennis hebben. Verbaast de mens u niet? En dan heb ik het niet alleen over de koloniemens, maar de mens in het algemeen. Kunt u dat uitleggen?
Wat me het meest verbaast, is dat de mens eigenlijk niks verandert door de eeuwen heen… De koloniemens ook niet. De mensen die ik honderd jaar geleden gekend heb, hadden toen precies dezelfde gevoelens als nu… ze waren blij, triest, gemeen, goedgeefs, ruzieden graag, hielden van roddelen, maar als puntje bij paaltje kwam was de hele gemeente als één blok. Wij zullen nooit veranderen, met de tijd wel anders handelen, maar van binnen zijn we nog hetzelfde. Eén grote deugd van de Carambeí koloniemens wil ik graag even noemen, dat is de hartelijke gastvrijheid waarmee ze je thuis ontvangen… altijd wordt er gevraagd of je mee wil eten, als het etenstijd is natuurlijk (rsrsrsrsrs…). Dit is een gewoonte sinds de allereersten hier kwamen. Van gouverneur tot landloper, hij werd uitgenodigd aan tafel. Deze hartelijkheid zit er nog altijd in.
We mogen trots zijn op wat er gepresteerd is in de kolonies, en ik weet dat u het daar helemaal mee eens bent. Kunt u iets zeggen over wat de technische vooruitgang ons gebracht heeft?
Nou en of we daar trots op kunnen zijn. Wij zijn referentie in het hele land op vele gebieden… landbouw en melk. Toen we hier aankwamen, honderd jaar geleden, daalden wij op technisch gebied wel in een heel ver verleden. We hadden best wel wat kennis in ons hoofd, maar om dat hier uit te voeren viel niet mee. In Gonçalves Junior was het helemaal erg. Daar hadden de meesten helemaal niks geen verstand van grond of planten of wat dan ook. Maar hier in Carambeí, toen de tweede groep kwam om de Verschoren en Vriesmannen te versterken: De Geus, Voorsluys, Los en Harms, kwam er kennis van zaken mee en dit is heel langzaam uitgegroeid tot een succes. Nu weer een aardigheidje over de mens: Vroeger werden de eerste trekkertjes en machines bereden door de boeren of boerenzoons zelf. Als je die oude dingen in het museum ziet staan, krijg je precies de indruk van hoe moeizaam en ongezond en gevaarlijk werken het toen was op die gevaartes. De boer deed het allemaal zelf zonder het flauwste benul van veiligheidsnormen! Nu zien we prachtige, moderne, computergestuurde machines, met een comfort waarvan men vroeger nooit had kunnen dromen over het land rijden… bestuurd door de knechten. De boer bestijgt deze geweldige machines alleen maar als er een optocht is op feestdagen. Dat zijn van die leuke dingen voor de mens.
Wat kan de geschiedenis ons leren?
Dat het doorzettingsvermogen alle moeilijkheden opzij schuift en dat dit een kwaliteit is die een pionier moet hebben anders kan deze beter thuisblijven.
Wat was het meest komische of bizarre dat u in uw leven heeft gezien of meegemaakt?
Als je zo oud wordt als ik dan heb je inderdaad héél veel gezien, gehoord, geroken en geproefd. We hebben héél veel gelachen… vaker om een ander dan om onszelf, natuurlijk. Het probleem is dat de komische gevallen meestal leuk zijn voor een ander en niet voor de betrokkene of zijn familie. Met mijn groeiende ouderdom is gelukkig ook mijn wijsheid gegroeid. En vandaag ben ik wijs genoeg om te weten dat vele verhalen eigenlijk pas na zo´n zeven generaties publiek gemaakt mogen worden. Daarom luister ik meer dan dat ik vertel. Rsrsrsrsrs…!!
Is er iets van vroeger dat u over zou willen brengen naar deze tijd? Of: waar heeft u heimwee naar?
Als ik vandaag de dag aan mijn pijpie trek, en ik zie al die mensen heen en weer rennen in grote haast, dan verlang ik weer terug naar de tijd dat we tijd voor elkaar hadden. Ik ben nu oud. Heel oud. Op mijn leeftijd ben ik eigenlijk niet meer dan een bezienswaardigheid. De jongere mensen kijken naar mij en vinden deze ouwe knakker wel interessant, glimlachen en vragen hoe het met me gaat, maar voordat ik mijn pijpie uit m´n mond haal en kan antwoorden geven ze me ongeduldig snel een handje of een schouderklopje en lopen weg. Ik ben al gestopt met antwoord proberen te geven. Ik knik alleen nog maar en zuig dan diep aan mijn pijpie.
Welke tijd heeft de meeste indruk op u gemaakt en waarom?
Ik vind dat voor Carambeí de jaren zestig en zeventig de mooiste jaren waren. In die jaren was er een zekere gelijkheid in de kolonie tot stand gekomen, wat betreft bezit en levensniveau. Er was ook een grote groep opgroeiende jeugd die een mooie opleiding kon volgen, en de mensen begonnen wat meer geld te hebben voor vermaak en vakanties. Ja, ik denk dat dit de mooiste tijd is geweest. Wat ik ook zo mooi vond toen, is dat een groot gedeelte van die jeugd ook nog goed communiceerde in het Nederlands, en dat na 60 jaar! Dat vond ik eigenlijk best indrukwekkend. In Engelse kolonies verdwijnt de Nederlandse taal meestal na één generatie.
U bent van het stichten van de kolonies tot nu, de moderne tijd, een altijd aanwezige geweest. U kent vast heel wat gerechten. Wat is uw lievelingsgerecht?
Oei, dat is een goeie vraag. Eigenlijk ben ik een zó simpele man dat ik je geen enkele naam van een gerecht kan noemen… trouwens, als de naam een beetje vreemd klinkt dan wil ik het eerst goed zien en ruiken voordat ik het in mijn mond steek. Maar het prakkie waar ik het meest naar terug verlang is aardappels met appelmoes en boterjus, en een goed doorgebakken stukkie vlees. Rabarber vond ik ook altijd zo lekker vroeger. Maar niks van dit al is hier te vinden. Jaren heb ik ernaar gesnakt.
Een prangende laatste vraag, als ik hem stellen mag is: Hoe oud bent u? Ze zeggen weleens: een tevreden roker is geen onruststoker, maar tegenwoordig vindt men roken maar niks. Bent u niet bang dat uw geliefde pijpie uw leven aanzienlijk zal verkorten?
Wat? De jeito nenhum!! Mijn pijpie blijf ik roken. De dokter zegt ook altijd dat roken slecht is, maar ik heb al wat vrienden die niet rookten naar het kerkhof begeleid, in diepe droefenis. Nee, laat die dokter maar kwaad op me zijn… ik rook m´n pijpie.
Hoe oud ik ben? Heel oud. Als ik het je zeg zal je het niet geloven. Maar dit blijft een geheim tussen ons tweeën. Goed? Kijk hier heb je m´n identiteitsbewijs… even wachten hoor, het is wel een beetje verfrommeld, maar nog wel te lezen. Ik moest het eigenlijk twintig jaar geleden vernieuwd hebben, maar ik vergeet het altijd. Oh, kijk, daar staat de datum, zie je de datum? Toch bijna niet te geloven hé?! Dus ik ben geboren in het jaar …
Wauw, ik had mezelf een idee gevormd over uw leeftijd, maar… Neeee! Jammer dat u erop staat het geheim te houden. Op deze leeftijd nog zó bij de tijd en zó vitaal. Dit zou indruk maken op de lezers. Maar goed, ik respecteer uw wens het niet openbaar te maken.
Teksten: Peter Bosch
Vragen: Tineke Voorsluys
Dit artikel is geplaatst in het maandblad De Regenboog – Maart 2017
Terug naar: Grootopa Vertelt