De Missionaris
Grootopa ligt op bed, het is allang na middernacht, maar hij kan niet slapen. Een zachte regen valt gestadig en onophoudelijk op het dak, hij geniet van het geluid. Als in een film laat hij zijn gedachten gaan. Die middag had hij buiten gezeten onder het afdakje, beschut tegen de regen, toen twee jongemannen daar ook kwamen schuilen. Ze groetten hem met een kort knikje en één stak een sigaret aan. Met genot en gulzige teugen zoog hij de rook diep in zijn longen om het daarna langzaam in kringetjes uit z´n mond te laten dwarrelen. Beiden keken somber naar de natte omgeving. Na enige tijd stilletjes te staren vroeg de rokende man – “Kan jij begrijpen hoe het mogelijk is dat Rusland de Oekraïne nog niet heeft verslagen? Hoe bestaat dat nou?! Rusland heeft een machtig leger en zou theoretisch de Oekraïne in één weekje platlopen… maar toch lijkt het of ze er niks van terecht gaan brengen”.
Grootopa denkt hierover na. Dat ze de kernwapens niet gebruiken, of nóg niet gebruikt hebben, is natuurlijk omdat dit absoluut tot een wereldconflict zal leiden… en dat wil waarschijnlijk zelfs Poetin niet op zijn geweten hebben.
Maar, en dat machtige leger dan?
Grootopa heeft hier zo zijn eigen mening over. Toen in de Tweede Wereldoorlog het machtigste leger ooit, de Duitse Wehrmacht, Rusland binnenviel zou dat ook even een klusje van niks zijn – “Vóór de Kerst zijn we terug!!”
Maar dat is heel hard tegengevallen en wel om twee redenen. Ten eerste waren de Duitse soldaten het vechten spuugzat en maakten moppen over Herr Hitler en aanhang. En ten tweede, de Russen integendeel, hadden alle redenen om te vechten… hun dierbaar land, moedertje Rusland, werd binnengevallen en dat nam het volk niet, dus daar wilde iederéén wel vechten in de verdediging.
Nu hebben we eigenlijk eenzelfde situatie. De gemiddelde Russische jonge soldaat heeft waarschijnlijk helemaal geen behoefte om de Oekraïne te overheersen -“Wat winnen wij zelf daarmee?” – zullen ze zich afvragen. Inderdaad, het Russische volk zal er niet veel méér mee winnen dan de verontwaardiging van de rest van de wereld.
Maar de Oekraïners niet!! Díe hebben een reden om te vechten en hun land en bezit te verdedigen… hoe dan ook en ten koste van wát dan ook. De Oekraïners hebben maar één doel… hun land behouden, en de Russische soldaten hebben ook maar één doel… levend terug naar huis.
Grootopa weet wel dat je vandaag de dag niet “de” Oekraïne moet zeggen, het is nu alleen maar Oekraïne. Toch, als je oud bent en je heb je leven lang “de” Oekraïne gezegd en dat ook zo op school geleerd, dan is dat niet meer te veranderen. Hij noemt trouwens De Regenboog nog steeds Maandblad en de Melkfabriek van Lactalis nog steeds De Centraal.
Het begint harder te regenen en Grootopa trekt de deken iets verder omhoog. Zijn gedachten gaan nu over naar een heel ander onderwerp. Niet zo lang geleden kreeg hij een boek te leen dat het verhaal vertelt hoe het Instituto Cristão ontstaan is … in de kolonies simpelweg Het Instituut genoemd.
Het was niet echt prettige literatuur. De academische manier van schrijven maakte het harde kost, maar Grootopa heeft zich er langzaam doorheen gekauwd. Nu, liggend op bed in het donker, laat hij het verhaal langzaam als een film door zijn herinnering gaan.
Tijdens het Koloniale en Imperiale Brazilië, bevoorrechtte de regering de kleine elite die de grote meerderheid van het volk uitperste. Nadat in 1889 de Republiek de macht overneemt komt er een zucht van vrijheid. Het republikeinse ideaal is progressief en liberaal. Deze idealen werden vooral ondersteund door Noord-Amerikaanse missionarissen die naar Brazilië kwamen. Keizer D. Pedro II had al een goede relatie met de Verenigde Staten van Amerika. In 1855 begon een zekere Fletcher, een kapelaan die de nodige zielsziektes van de Amerikaanse zeelieden behandelde, te prediken op schepen die in Rio de Janeiro ankerden. Iedere zondag hees Fletcher de Amerikaanse vlag aan de hoogste mast van één van de aangemeerde Amerikaanse schepen en hield dienst met een liturgie die de Calvijnse leer volgde.
Al in 1870, dus bijna twintig jaar voordat het land een Republiek werd en de Keizer weggestuurd werd naar Portugal, was er in São Paulo al een Amerikaanse school. Toch, de nieuwe Republiek bracht een veel grotere vrijheid.
Het Braziliaanse onderwijs in die tijd was over het algemeen erg zorgelijk en daarom was de strategie van de missionarissen vooral het bereiken van de arme, ongeletterde mensen.
De Amerikaanse presbyteriaanse evangelisten hadden een soort van politiek akkoord met de nieuwe regering en konden nu vrijwel naar eigen wil werken in dit uiteraard katholieke land.
De basisscholen in Paraná werkten zeer precair doordat er te weinig leerlingen waren. In 1916 waren er in heel Paraná slechts 29 basisscholen, één daarvan stond in Castro.
De kinderen werden thuis op geen enkele manier aangespoord door hun analfabete ouders om naar school te gaan. Maar er waren ook geen fatsoenlijke, gekwalificeerde leraars die in het binnenland les wilden geven. De Braziliaanse leraars hadden absoluut geen roeping voor dit soort avontuur, het tegenovergestelde van de Amerikaanse missionarissen, dat waren meestal doordrijvers die maar één ding in het hoofd hadden … hun doel bereiken.
Aanvankelijk kwamen de missionarissen met evangelische voorstellen om de presbyteriaans gereformeerde leer te propageren. Maar al gauw merkten ze dat dit veel sneller en effectiever zou gaan als ze het geloof met het onderwijs samen zouden laten lopen en zo garanderen dat het geloof zou voortduren tot in de volgende generaties.
Dit idee kwam oorspronkelijk van Calvijn, die in 1559 een universiteit stichtte in Genève in de hoop hiermee mettertijd honderden leidende figuren van Europa te kunnen beïnvloeden. De Jezuïeten werkten al meer dan tweehonderd jaar op deze manier over de hele wereld, de indirecte christianisatie werd het genoemd: – evangelisatie samen met onderwijs.
De ontberingen gedurende de lange tochten onderweg langs kleine dorpjes, gehuchten, fazenda’s en eenzame huisjes, brachten de missionarissen niet alleen vruchten en bloemen, nee, soms kregen ze te maken met agressieve afwijzing van mensen die helemaal niets met hen te maken wilden hebben en ook absoluut niet wilden luisteren naar wat ze te vertellen hadden.
Daarbij hadden ze nog een ander probleem … de Monnik João Maria.
Ja, de Monnik, mompelt Grootopa binnensmonds.
Hij vind het eigenaardig dat het verhaal over deze figuur zo weinig bekend is. De gebroeders Verschoor en Vriesman, die veel te maken hebben gehad met het aanleggen van de spoorlijn rond 1908 en 1910, moeten er absoluut veel over gehoord hebben.
In 1851 arriveert er een zekere João Maria D’Agostin in de buurt waar nu de stad Curitibanos ligt, in Santa Catarina. João Maria noemt zichzelf Monnik en vestigt zich als een kluizenaar in een grot. Het duurt niet lang of hij wordt bekend als geneesheer, medicijnman, alchimist, profeet, mysticus met diepgaande kennis van de verborgen wetenschap. Deze mysterieuze persoon is daar lopend aangekomen, niemand weet precies van waar hij kwam. Het duurt niet lang of hij wordt overal waar hij langskomt erkend als de nieuwe messias.
Het was precies in die tijd dat veel Europese immigranten het binnenland van Santa Catarina introkken om zich daar te vestigen met de “zegen” van de overheid. Vooral Duitsers, Zwitsers, Polen en Italianen. Maar, al dit land was toentertijd al bezet door oorspronkelijke bewoners, maar die geen rechterlijk bezit hadden van het land waarop ze woonden, alhoewel ze het al een paar honderd jaar bewerkten en hiervan nét kunnen overleven. Deze verarmde mensen, opzij geduwd door de aanloop van een stroom immigranten, vonden dat de overheid ze verloochende en dat ze aan hun lot werden overgelaten.
De Monnik João Maria maakt hier handig profijt van, begint deze arme bevolking in hun diep geloof te misleiden en wordt langzaamaan hun religieuze leider en woordvoerder. Maar daardoor kreeg hij natuurlijk ook vele machtige vijanden!
De legende gaat dat deze monnik is onthoofd!… Dan, plotseling, in 1886, komt hij weer tevoorschijn als opgestaan uit de dood en gaat door met het prediken en zieken helen. Zo bouwt hij een absolute autoriteit op bij die mensen en houdt ze in een ijzeren ban om vooral niet toe te laten dat missionarissen enig contact zouden krijgen om “zijn” mensen te bekeren. Zelfs het water van riviertjes en meren dat hij aanraakte werd als helend en puur beschouwd.
Het verhaal gaat dat deze Monnik na een paar jaar weer onthoofd is.
Voor een paar jaar hoort men niks meer over hem, maar dan… staat hij opnieuw op!
Er trekt een glimlach om Grootopa´s mond. Driemaal is scheepsrecht. De missionarissen en immigranten die hun land van de regering gekocht hebben, gaan een moeilijke tijd door.
Eind 1890 en begin 1900 wordt er hard gewerkt aan de aanleg van een spoorbaan door de Brazil Railway Company. Dit bedrijf kreeg een 15 kilometer brede landstrook waarover de spoorlijn wordt gelegd. Dit betekent ook dat ze het recht hebben om alle bewoners binnen deze strook zowel hun land als hun huis te onteigenen. De Company was in het begin zo handig om deze arme mensen werk te geven aan de spoorlijn. Maar land verkopen deden ze alleen maar aan de immigranten van wie ze de zekerheid hadden dat ze het land zouden bewerken onder contract, zoals toen met Carambeí is gebeurd. In de bekwaamheid van de oorspronkelijke bewoners hadden ze absoluut geen vertrouwen dus die zijn feitelijk gewoon van hun bezit weggejaagd.
Het werd nog erger toen een ander machtig bedrijf, de Southern Brazil Lumber & Colonization, al het land kreeg dat aan de kant van de spoorlijn lag en die daar het beschikbare hout en “erva-mate” exploiteerden wat er opstond. De overheid stimuleerde de ontbossing om het vestigen van gehuchten, dorpen en steden langs de spoorlijn mogelijk te maken.
Grootopa probeert zich even in te denken hoeveel pinheiro-bomen er toen geveld zijn. Duizenden!!!
De ontevredenheid van de arme bevolking in de regio tussen Paraná en Santa Catarina, groeide dag aan dag.
Toen in 1910 de Brazil Railway Company haar taak vervuld had, de spoorlijn klaar was, werden al die mensen die hun land verloren hadden ontslagen en hadden ze dus geen inkomen meer. De ontstemming raakte het hoogtepunt en de bodem was rijp voor een uitbarsting… en waarachtig de Monnik João Maria rees op uit de dode, trok handig profijt uit de situatie en hitste het volk met listige praat op. Hij beweerde dat het einde van de wereld nabij was en dat híj alleen redding kon brengen. Hij organiseerde een commune waar iedereen die door de Railway Company benadeeld was, welkom was. Zo vormde de Monnik in korte tijd een ware militaire organisatie. Daarbij begon hij ook nog de Republiek te bekritiseren en verdedigde het opnieuw inbrengen van een monarchie … met de gedachte om zichzélf tot Keizer uit te roepen.
Dit alles ging natuurlijk te ver en toen is zijn commune aangevallen door een militie gevormd door autoriteiten van Paraná die elf mensen doden, waaronder ook de Monnik zelf. Hierdoor is er een interne oorlog uitgebroken tussen Paraná en Santa Catarina die in de geschiedenis a “Guerra do Contestado” wordt genoemd, vrij vertaald als ‘Oorlog van Twist’. Deze Oorlog heeft 4 jaar geduurd (1912 tot 1916) en heeft meer dan 10.000 levens gekost. De eerste Nederlandse pioniers in Carambeí hebben indertijd vast en zeker hiervan gehoord.
De Monnik is nooit meer opgestaan!
Grootopa denkt nog even na over dit geval. Meer dan tienduizend doden, en dat is gebeurd zo´n 200 km van Carambeí vandaan… toch wordt deze “oorlog”, voor zover hij weet, amper of nooit genoemd in de geschiedenis van onze kolonisatie.
Hij gaat met zijn gedachten weer terug naar de Amerikaanse missionarissen die naar Brazilië kwamen die tijd. Eén daarvan heeft hier geschiedenis gemaakt… Harry Midkiff.
Harry werd geboren op een kleine boerderij in de Verenigde Staten van Amerika, eind jaren 1880. Daar moest hij al van jongs af aan meewerken op het land en met de dieren. Hoewel ze het niet breed hadden, deed de familie toch alles om Harry op de schoolbanken te houden. De jongen deed zijn best om thuis mee te helpen en ook op school de beste cijfers halen.
Zijn leven als kind en jongeling op het boerenbedrijf heeft hem in de praktijk geleerd om te gaan met gereedschappen, met planten, zaaien, dorsen, beesten voeren, slachten en al wat meer te doen heeft met het leven op een boerenbedrijf van vroeger. Zijn vader wilde dat hij boer zou worden, natuurlijk, maar Harry had andere ideeën… hij wilde monteur worden en in een garage werken, machines repareren of die het liefst zelf bouwen.
Op hun bedrijf was een kleine werkplaats en de jongen deed hoofdzakelijk al het reparatiewerk en werd daar bekwaam in. Hij heeft zelfs helemaal alleen een ontwerp gebouwd van een kleine stoommachine. Een paar jaar later kreeg hij een baan als leerjongen op de werkplaats aan een spoorweg. Daar ging het zeer ruig aan toe. Er klonken meer vloeken dan normale woorden over de vloer. De jongen was zoiets van huis uit helemaal niet gewend. Thuis was hij diep christelijk opgevoed en dat constante vloeken en die vuile grapjes deerden hem. Eén van de voormannen had al gauw in de gaten dat dit geen plaats voor de jongen was en zei hem dat hij zijn geluk ergens héél anders moest gaan zoeken. Dezelfde dag nog is hij in de trein gestapt en huiswaarts gekeerd.
Hij besloot toch weer verder te gaan studeren op een school in Lenox. Daar voelde hij een soort bekering in zijn hart opwellen en de rusteloze jongen kwam langzaam maar zeker tot het besluit wat hij wil worden… zendeling.
Nadat hij aan de Universiteit van Princeton afgestudeerd was in theologie, wilde hij aanvankelijk missionaris worden in Korea maar het besluit is uiteindelijk toch gevallen op Brazilië.
Harry Midkiff komt, na eerst een jaar in Curitiba op een Amerikaanse school om de taal te leren, in 1912 met vrouw en klein kind aan in Castro. Dezelfde periode dus als de gebroeders Arie en Leen de Geus en Jacob Voorsluys in Carambeí aankwamen. Harry is 24 jaar.
Hij wordt aangesteld om de missionaris Bickerstaph te helpen in een immens werkgebied. Ze hadden een paard en een charrete ter beschikking om alle “predikingsplaatsen” langs te gaan, zo´n 35 plaatsen. De afstanden waren immens. Van Castro naar Guarapuava, bijvoorbeeld, was over de 120 km. Naar sommige plaatsen kon hij wel met de trein, maar die kwam lang niet dicht genoeg waar hij zijn moest.
De Noord-Amerikaanse missie had als doel om scholen voor beroepsonderwijs op te richten, om samen met het normale basisonderwijs de studenten de kans te geven zich te ontwikkelen in het gebruik van natuurlijke hulpbronnen en in allerhande praktische activiteiten. En daarbij natuurlijk het opleiden van Christelijke leiders, die als ze weer terugkwamen in hun eigen gemeenschap en woonplaatsen zouden meehelpen aan het uitbreiden van de kerken.
De filosofie van het Amerikaanse onderwijssysteem was gemengde scholen opzetten voor meisjes en jongens met religieuze en politieke vrijheid en voor elk ras. De school moest zelfvoorzienend zijn, maar mocht nooit grátis wezen … er moest slechts gerekend worden om de kosten te dekken plus iets extra’s om een studiebeurs te kunnen geven aan een bepaald aantal behoeftige leerlingen.
De eerste ervaring was begonnen in 1906 met missionaris W. Waddell, een ingenieur, die in de stad Wagner, in Bahia, het Instituto Ponte Nova stichtte. Dit Instituut bood cursussen aan voor het hanteren van landbouwwerktuigen, huishoudelijke kunsten en daarbij natuurlijk een Bijbelcursus.
Dit succesvolle voorbeeld inspireerde Midkiff om ook zo´n instituut naar zijn eigen zendingsveld te brengen en hij zocht daarvoor een fazenda in de buurt van Castro om hier zijn ideaal te verwezenlijken. Na maanden van studie en zoeken naar een uitgestrekt terrein, kocht de missie uiteindelijk 226 hectare land met 30 stuks vee op slechts vierenhalve kilometer van Castro. Deze boerderij had geen gebouwen. Ze besteedden slechts 3.500 dollar aan de aankoop… omgerekend naar vandaag in 2022, zou dit slechts rond de 110 duizend dollar wezen. Het opmerkelijkste van deze zaak is dat ze jaren later ontdekten dat het land wat gekocht was niet 226 hectaren groot was, maar 318 hectaren!!!! Hoe zoiets mogelijk is…
De koeien werden naar een buurbedrijf gebracht dat de beesten verzorgde en molk.
De aanleg van de infrastructuur werd beetje bij beetje gedaan met hulp van vriendelijke mensen en geleende en geschonken gereedschappen.
Timmermannen, metselaars en bouwlieden hielpen bij het zetten van muren, het zagen van spanten en het maken van de dakconstructie. Eind 1914 was er al genoeg ruimte om de langverwachte school te starten, hoewel de huisvesting voor de studenten nog zeer precair was. De eerste leerlingen arriveerden in 1915. Een paar jongens en meisjes. Het waren studenten uit verschillende steden en dorpen, nieuwsgierig naar het bijzondere en innovatieve project dat een Amerikaan in Castro aan het bouwen was. Eén van de jongens was de zoon van een burgemeester. De studenten hielpen mee met de bouw. Het is indrukwekkend hoe de missionaris de sympathie van de studenten, kooplieden en bedrijven wist te winnen om steun en materiaal te krijgen voor de snelle constructie van wat hij had geïdealiseerd. Zo verschenen de eerste gebouwen als een overwinningskreet.
De eerste weken sliepen de jongens op de grond totdat ze zelf bedden in elkaar hadden getimmerd. Deuren en kisten deden dienst als tafels en banken, totdat ze bureaus en stoelen voor zichzelf konden maken. De werkplaats was voorlopig opgezet in een klaslokaal totdat ze een echte werkplaats konden bouwen. Het werk wat de jongens verzetten, was geen kattenpis. Rechte boomstammen hakken en door het omringende struikgewas naar de bouwterreinen slepen, koeien melken, kippen en varkens voeren, het land verzorgen en de tuin schoonhouden. Eén van de jongens kon slachten en dus gebruikten ze ook kippen en varkens voor de vleesvoorziening.
Als het stenen hoofdgebouw klaar is, huisvest dit de familie van de directeur, naast enkele klaslokalen en een kamer die dient als meisjesslaapzaal. De taak van de meisjes was koken en andere huishoudelijk werk doen, zoals kleding wassen en repareren indien nodig. Het gebouw had twee open haarden en een houtkachel om de strenge winters door te brengen.
Het is een indrukwekkend gebouw geworden en het staat er vandaag de dag nog steeds als het belangrijkste historische monument van het IC, dat de aandacht trekt van iedere bezoeker die daar binnenrijdt.
Onvermoeid ging Midkiff overal achteraan en praatte donaties los bij Amerikaanse bedrijven. De Mc.Cormick Harvester Company schonk bijvoorbeeld de volgende machines: – een schijveneg, een tandeneg, twee zaaimachines, een graanschiller, een maaidorser, een hooihark en een gereedschapsslijper. Een bedrijf in Waterloo, Iowa, leverde een kerosinemotor, een handploeg en een schijvenploeg. Chicago’s eerste Presbyteriaanse kerk leverde apparatuur voor een volledige keuken, en het geld dat ze kregen werd bestemd voor een goedgeplande meisjesslaapzaal.
Midkiff eiste veel van zichzelf en beschouwde zichzelf als een onervaren beginneling. Daarom profiteerde hij van al zijn vrije tijd om boeken te lezen over pedagogie, schooladministratie en leiderschap.
Om zich beter voor te bereiden, ging hij tijdens één van zijn vakanties in de Verenigde Staten een paar weken naar de IOWA School of Agriculture waar hij zich voornamelijk wijdde aan laboratoriumonderzoek van bodemanalyse en zaadselectie, en smeedwerk om zo kennis en technologieën toe te voegen aan zijn praktische activiteiten bij het Instituut. Dit was het grote geheim achter het succes dat hij behaalde tijdens zijn administratie, die duurde van 1915 tot 1925.
De missionarissen zelf propageerden het Instituut tijdens hun reizen door hun eigen regio’s en beetje bij beetje begon de school zichzelf te ontwikkelen en werd ze meer en meer bekend in het Braziliaanse zuiden.
Een onderwijsinstelling die formele studie, praktische activiteiten in een huiselijke en christelijke omgeving bood, was in die tijd uniek, en het was dit verschil dat ervoor zorgde dat veel ouders hun kinderen naar dit internaat stuurden omdat het “de” kans was om ze nieuwe relaties en persoonlijke verplichtingen aan te leren bij het uitvoeren van dagelijkse taken, naast studeren.
Het profiel van het IC werd zeer goed geaccepteerd en het idee om te werken totdat de blaren op je handen staan, werd een traditie en kenmerk van het Instituut voor nieuwkomers. Degenen die het Instituut doorliepen, hielden deze herinneringen voor altijd, ook al was het met tranen en pijn. Het IC-ontbijt van koffie, brood en mache (maïsmeel met melk) werd nooit meer vergeten.
Grootopa hoort dat de regen wat zwaarder wordt en dat in de verte onweer rommelt. Even gaan zijn gedachten naar het resultaat van de presidentsverkiezing, maar hij schudt dit weer snel uit zijn hoofd.
Dan herinnert hij zich een interessant punt uit het boek. In de lijst van IC-docenten in de jaren veertig, komt de naam Annie de Geus voor. Grootopa denkt even na over wie dit geweest kan zijn, maar weet het niet met zekerheid te zeggen. Volgens hem zijn de eerste Carambeiaanse Hollandse studenten in de jaren 1930 naar het IC gegaan, dat toen dus al niet meer onder het beleid van Midkiff stond.
Dan waaien zijn gedachten weer terug naar missionaris Midkiff… een man gezegend met wijsheid, gezond verstand en doorzettingsvermogen, kenmerken van grote leiders. Na afgestudeerd te zijn aan het seminaris van Princeton in New Jersey, startte hij in 1910 een postdoctorale studie aan de Universiteit van Berlijn. Deze studie kon door de jaren heen gedaan worden. Gedurende zijn tijd in Brazilië bijvoorbeeld, ging hij naar Duitsland tijdens de vakantieperiode om voor enige tijd de lessen bij te wonen en verslag uit te brengen van wat hij zoal meemaakte in het verre en toen praktisch onbekende Brazilië. Alle vakanties werden waargenomen om zijn studie af te ronden. Zodoende heeft hij pas na twintig jaar, in 1931, zijn titel als Philosophiae Doctor (PhD) gekregen. Sindsdien zou hij hebben kunnen werken, als hij dat wilde, op iedere universiteit van naam in Europa of Verenigde Staten, maar nee, hij verspilde al zijn energie, gezondheid en ideaal om de Bijbel te verkondigen onder het Braziliaanse volk, waar dan ook … in elk dorp of op elke hoek van dit land waar er maar een uitdaging lag.
Grootopa kijkt zielig door het schemerlicht naar het plafond. Waarom heeft Brazilië niet zó’n soort man als president gekozen?
… Nee, geen enkele reden meer om te lachen.
“Een nieuwe ouwe president… die iedereen goed kent” – Grootopa glimlacht even om zijn rijmpje.
… “Oorlog in de Oekraïne… Europa in de kou en dure benzine”… – rsrsrsrsrsrs!!
Hij sluit zijn ogen en sluimert eindelijk weg in slaap.
Door: Peter Bosch.
Dit artikel werd geplaatst in het Maandblad De Regenboog – januari 2023.
Terug naar: Grootopa Vertelt