Zin en onzin over (on)scheidbare werkwoorden
Als geboren Nederlandse heb ik mijn eigen taal altijd de mooiste en de makkelijkste van de wereld gevonden. Toen ik kind was dacht ik dat mensen die een andere taal spraken wel heel erg hun best deden om zo moeilijk te doen. Nou, dat makkelijke? Vanaf het moment dat ik het Nederlands moest uitleggen aan Portugees sprekenden kwam ik er snel achter dat Nederlands eigenlijk heel moeilijk is. Neem bijvoorbeeld de kleine voorzetsels. Het Nederlands heeft er onmogelijk veel en het Portugees een paar, en die zijn multifunctioneel. Wat ben ik blij met ‘em’, breed inzetbaar. ‘O quadro que estava no armário deixei um pouco na mesa antes de pendurar na parede’ wordt: Het schilderij dat in de kast lag, heb ik even op tafel laten liggen voordat ik het aan de muur heb gehangen. En: op school, bij de slager en in het ziekenhuis.
Tot zover het overschot aan voorzetsels. Maar, helaas is het niet alleen de hoeveelheid, we goochelen er ook nog enorm mee. Werkwoorden die uit twee delen bestaan – het werkwoord zelf en een voorvoegsel – die bij het vervoegen losgeknipt worden, op verschillende plaatsen in de zin geplaatst worden, of weer aan elkaar geplakt met het voorvoegsel (tussenvoegsel?) ‘ge’ ertussen. Leg dat maar eens uit.
Het is trouwens wel heel leuk, het heeft iets van legoën. Met een simpel werkwoord als basis kan eindeloos gevarieerd worden. Het is eigenlijk zo’n leuk aspect in de taal dat ik u dat wilde meegeven. Ik moet toegeven dat het niet altijd even makkelijk is om correct door te geven en bij het uitleggen moet ik overgeven of mijn uitleg binnenkomt.
Dus, werkwoorden die uit twee delen bestaan zijn altijd scheidbaar? Nee, niet alle en sommige werkwoorden kunnen scheidbaar en onscheidbaar zijn en veranderen daarmee van betekenis. Het verschil zit hem… in de betekenis en in de klemtoon, die niet aangegeven wordt door een streepje, dakje of wat dan ook. ‘Dat moet je gewoon weten’. Bij scheidbare werkwoorden ligt de klemtoon op het voorvoegsel, bij onscheidbare op het werkwoord. Mensen die Nederlands als vreemde taal leren, moeten onder andere de zin en onzin van (on)scheidbare werkwoorden doorlópen, wat dan weer niets te maken heeft met lopen of dóórlopen. Ik overdríjf niet als ik zeg dat dit onderwerp zó belangrijk is dat het geen zin heeft het óver te laten drijven om vervolgens aan het volgende onderwerp te beginnen. Ik vrees dat bij het overléggen, niet te verwarren met óverleggen, van deze regels, leerlingen een gevoel van paniek ondergaan.
Omdat ik aanneem dat de Nederlandse taal in Carambeí afneemt, wat voor mij een bittere pil is om in te nemen, heb ik me voorgenomen het gebruik van mijn moedertaal te doen toenemen via mijn leerlingen. Lesgeven is een hele onderneming, bij het leren van een vreemde taal moet nogal wat doorgenomen en opgenomen worden. Mijn stille hoop is altijd dat mijn leerlingen behalve de moeilijke klanken en de onlogische grammatica ook iets meenemen van liefde voor deze taal.
In de grond van de zaak is Nederlands niet om te begrijpen, het is om van te houden.
Tineke Voorsluys
Terug naar: Tineke’s Blog